
The Sisters brothers
De western is stilletjesaan alweer dik een decennium bezig aan een bescheiden terugkeer. The assasination of Jesse James by the coward Robert Ford en 3:10 to Yuma gaven in 2007 het serieuze startschot, en inmiddels zien we weer allerlei soorten westerns, van epossen tot ingetogen verhalen, van ouderwets tot revisionistisch, van grappig tot angstaanjagend; van Django unchained tot Bone tomahawk, van The revenant tot The lone ranger, van The magnificent seven tot The hateful eight, van Slow west tot Rango, van True grit tot Cowboys and aliens, om maar eens wat te noemen. Dit jaar waren er op het filmfestival van Venetië twee te zien: de gebroeders Coen keerden terug naar het genre met The ballad of Buster Scruggs en de Franse auteur Jaques Audiard (Un prophet, De rouille et d’os, Dheepan) maakt zijn eerste Engelstalige film met The Sisters brothers. In het kleine maar gevarieerde landschap van de hedendaagse western geen uitschieter, maar een bescheiden film, met ouderwetse thema’s en soms een frisse blik.
De gebroeders Sisters zijn Eli (John C. Reilly) en Charlie (Joaquin Phoenix), twee huurmoordenaars die werken voor een rijke man die ze kennen als ‘the Commodore’ (een cameo van Rutger Hauer). Die stuurt ze op pad om ene Hermann Warm (Riz Ahmed) om te leggen, omdat die van hem gestolen zou hebben. Warm wordt opgespoord door John Morris (Jake Gyllenhaal), een wat pompeuze scout die via hoogdravende brieven contact onderhoudt met de eenvoudige moordenaars die straks het vuile werk op mogen knappen.
Eli vermoedt dat ze bedrogen worden. Is Warm echt een dief? Werkt Morris stiekem met hem samen? Twijfel doet zijn intrede bij de ingetogen Eli, en die twijfel groeit en richt zich ook op andere aspecten van zijn leven. Jongere broer Charlie, die nooit twijfelt en waarschijnlijk daarom gezien wordt als leider, houdt vast aan zijn eenvoudige visie: we doen gewoon wat we moeten doen.
The Sisters brothers gaat over bekende westernthema’s: morele dilemma’s, vernieuwingen (‘Een tandenborstel? Wat is dat?’), hebzucht. Ook goudkoorts blijkt een rol te spelen, wanneer meer over Warm onthuld wordt. Het verloop van de plot is behoorlijk ouderwets, om niet te zeggen voorspelbaar. De film onderscheidt zich echter door de personages. Geen zwijgende revolverhelden, maar menselijker figuren, die regelmatig lange, geestige en licht-filosofische gesprekken voeren.
Audiard heeft geen haast. Hij laat het verhaal rustig voortkabbelen en neemt de tijd voor kleine, maar memorabele momentjes die de personages kleur geven. Eli die de tandenborstel ontdekt, bijvoorbeeld. En de vreugde die uit zijn ogen straalt als hij ziet dat Morris er ook eentje gebruikt; een piepklein stukje film, maar spectaculair in z’n ontroerende menselijkheid, op een manier die in geen ander medium te reproduceren valt.
The Sisters brothers doet misschien het meest denken aan Bone tomahawk: een film met een klassiek westerngegeven, die verrast door subtiele, ontwapenende momenten – maar uiteindelijk ook gewoon de spanning en actie levert die bij het genre horen. Nu deed Bone tomahawk dat heel wat bruter dan The Sisters brothers, maar ook Audiards film heeft z’n momenten van hard geweld. Soms zou je bijna vergeten dat hij ertoe in staat is, die lieve Eli, zo zacht gespeeld door John C. Reilly, maar ook hij knalt professioneel mensen overhoop. Het blijft een western.