
The Lion King
Wanneer is een film waardeloos? Als hij niets van waarde de wereld in brengt. Bestaan waardeloze films volgens deze definitie? The Lion King komt in de buurt.
Jon Favreaus The Lion King is de eerste tekenfilm in de stroom remakes van Disneyklassiekers. Maar dan wel een tekenfilm die zich schaamt voor de vorm. ‘Fotorealistische’ animatie bereikt hier het voorlopige zenit – maar geef het een paar jaar en er komt een nóg realistischer tekenfilm, die The Lion King gedateerd zal doen ogen. De originele versie uit 1994 blijft er altijd goed uitzien. Kleurrijk, expressief, levendig. Wat vooral opvalt aan die film is het genuanceerde acteerwerk; niet van de stemacteurs, maar van de getekende beesten. De animatoren vonden een perfecte balans tussen dierlijke en menselijke trekken in lichaamstaal en mimiek. Een opgetrokken wenkbrauw, een sluw glimlachje. Kijkers identificeren zich nu eenmaal makkelijker met animatiefiguren als ze herkenbare gezichtsuitdrukkingen hebben.
Maar tegenwoordig is realisme blijkbaar het hoogst haalbare in animatie. Dus krijgen we (bijna) fotorealistische leeuwen. En die kunnen gewoon niet acteren. Niet alleen de subtiele emoties zijn niet op gezichten te lezen, het verschil tussen een blije en een bange leeuw is al nauwelijks te zien. Het acteerwerk moet bijna helemaal van de stemmencast komen. Dat brengt ons bij een tweede probleem van fotorealisme: je gelooft niet dat die stemmen uit die beesten komen. Als hun monden bewegen om te praten ziet dat er ‘verkeerd’ uit, omdat echte leeuwen nu eenmaal niet zo doen.

Was het hele idee van een film met realistische beesten in menselijke hoofdrollen dan gedoemd om te falen? Twee Babe-films zijn het beste bewijs dat zoiets prima kan. Maar die films zijn bedacht met de wetenschap dat er met echte dieren gewerkt zou worden, waardoor in het scenario rekening gehouden werd met de beperkingen die dat meebrengt. Het scenario van The Lion King werd geschreven voor een handgetekende film. Een fotorealistische remake vraagt om een andere benadering van het verhaal.
Dat de plot in grote lijnen hetzelfde zou zijn, was natuurlijk te verwachten: dictator Mufasa wordt vermoord door zijn populistische broer Scar, die de verbannen hyena’s wil integreren in de leeuwenmaatschappij; prins Simba is op de vlucht geslagen en leeft bij de hedonistische anarchisten Timon en Pumbaa; een ontmoeting met de geest van zijn vader overtuigt Simba ervan zijn troon terug te eisen; pas als de rechtmatige koning terug is, blijken de leeuwinnen in staat tot revolutie en wordt de orde hersteld. Het scenario van de remake wordt toegeschreven aan Jeff Nathanson. Hier volgt een volledige lijst van Nathansons toevoegingen aan het oorspronkelijke script:
- Timon en Pumbaa krijgen een extra scène, waarin ze hun levensvisie van overbodige duiding voorzien;
- Scar probeert Mufasa’s weduwe Sarabi tot zijn vrouw te maken en zij weigert. Deze scène lijkt toegevoegd om een veelbesproken ‘plotgat’ te dichten: Disneyfans die zich afvroegen of Scar het als koning met Sarabi doet krijgen eindelijk antwoord! Verder heeft de scène geen invloed op het verhaal;
- De scène waarin Rafiki Simba op zijn kop slaat – een van de beste momenten uit het origineel – is eruit.
Dat was het. Drie wijzigingen, drie slechte keuzes. Verder zijn er natuurlijk wat veranderingen in dialoog en kleine opvulmomentjes, maar dat mag geen naam hebben. Het doel lijkt vooral te zijn om de film naar de gewenste lengte van twee uur te krijgen, zonder iets substantieels toe te voegen (want dan zou de verandering te groot zijn). Het moet contra-intuïtief zijn voor een scenarist, om een nagenoeg perfect gestructureerd verhaal uit te rekken. Niet kill your darlings, maar birth your weaklings.

En Favreau? Die is vooral bezig de film stilistisch minder indrukwekkend te maken. Alles wat goed is aan de regie, komt rechtstreeks uit het origineel: de stormloop waarbij Mufasa omkomt, bijvoorbeeld, is shot voor shot gekopieerd (voor zover ik kon zien). Waarom zou je dat doen? Favreau bezong de voordelen van de nieuwe animatietechniek: hij had volledige bewegingsvrijheid in een virtuele driedimensionale ruimte. Die vrijheid gebruikt hij om een zielloze kloon te maken van een andere film. ‘Hetzelfde maar dan doffer,’ dat is de benadering voor vrijwel alle iconische scènes. Favreau toont alleen zijn eigen visie bij de liedjes. Hij houdt niet van musicals. Alle extravagante set-pieces uit het origineel hebben plaatsgemaakt voor saaie beelden van realistische beesten die zich in realistische decors op realistische wijze bewegen. Dieptepunt is Scars schurkenlied Be Prepared, waar Chiwetel Ejiofor zich ongemakkelijk doorheen praatzingt. Gelukkig is er Beyoncé Knowles, die Nala’s regels in Can You Feel the Love Tonight laat bloeien als nooit tevoren. Donald Glover als Simba bevestigt in dit duet vooral dat hij als zanger op een heel ander niveau zit dan Knowles. Billy Eichner en Seth Rogen doen het prima als Timon en Pumbaa: Eichner krijgt (improviseert?) een paar grappige regels en kan aardig zingen. Rogen kan niet zingen, maar doet het lekker wel, en dat is eigenlijk al genoeg voor zijn rol.
Die kleine lichtpuntjes zijn niet genoeg om deze inspiratieloze remake te redden. Ik zou de film een parasiet kunnen noemen, maar parasieten blijven in leven door andere wezens leeg te zuigen. The Lion King is levenloos. Een karkas dan? Nee, dat kan nog gegeten worden door hyena’s. The Lion King is eerder braaksel. De resten van de maaltijd zijn nog te herkennen, maar heb je er trek in?
Maar laat ik positief denken. Het is goed mogelijk dat de grensverleggende animatietechniek ingezet gaat worden voor een goede film. In dat geval heeft The Lion King waarde gehad als de mest waaruit iets moois groeit. Ook belangrijk, in de kringloop van het leven.