Japan in Duitsland: Cine bezoekt Nippon Connection (1/2)


In mijn hoedanigheid als filmprogrammeur voor het festival Camera Japan reisde ik naar Frankfurt, waar van 29 mei tot 3 juni het festival Nippon Connection plaatsvond. Net als elk festival over een niche-onderwerp was het een onderdompeling in een andere wereld.

Nu bleek het niet zo zeer te gaan om een onderdompeling in enkel de Japanse cultuur, maar heb ik de afgelopen week ook de Duitse cultuur van zeer dichtbij leren kennen. Niets bleek waar van de Duitse punktlichkeit, want steevast begonnen de films met een vijftien minuten te laat, waarna de screenings ook geplaagd werden door technische mankementen. Nu weet ik als medewerker van verscheidene filmfestivals dat het welhaast onvermijdelijk is dat één of twee screenings in het water vallen door verkeerd aangeleverde kopieën, falende audiosystemen en dergelijke, maar als een kwart van de screenings niet soepel verloopt is er een groter probleem. Ook het gebrek aan Engelstalige Q&A’s mag als een klein minpunt gezien worden, zeker gezien de zeer hoge bezoekersaantallen en gezellige drukte.

Want verder valt er niets te klagen over de aankleding van het festival en de sfeer. Die is gemütlich, de bezoekers zijn zonder uitzondering vriendelijk (in tegenstelling tot de mensen van de Duitse spoorwegen, die ik heb verklaard tot mijn persoonlijke vijanden) en het eten is prijzig maar lekker; vooral de heerlijke Japanse crêpes deden mijn dijen uitdijen. Dat er mierzoete japanse drankjes als Ramunda te koop zijn en er een heel scala aan rand-workshops zijn over Japanse cultuur, eten en kunstvormen, maakt het Japanse sfeertje compleet. Verder blijkt het festival vertrouwd voor de gemiddelde festivalbezoeker: dagen met gebrek aan slaap, te weinig eten, te veel hollen van locatie naar locatie en een groot scala aan onvoorziene omstandigheden die er voor zorgen dat je de laatste dag de films half slapend probeert te overleven.

De grootste cultuurshock komt dan ook niet van de Japanse aankleding, maar van de nogal opvallende en ongewone momenten waarop de Duitsers lachen. De humor van onze oosterburen is geheel anders dan de Nederlandse, blijkt maar weer, zeker bij een hemeltergende reclame, vertoond voor vrijwel elke film, waarin een Frankfurtse dame een patatje eet met behulp van een vorken-app op haar telefoon. Iets wat door de Duitsers het toppunt van hilariteit mag heten, getuige de dolenthousiaste reactie van het publiek.


(Mary and the Witch’s Flower)

De duik in een andere wereld staat toepasselijk gezien ook centraal in een zeer groot aantal van de films, hetzij met een fantastische twist. In Mary and the Witch’s Flower (Hiromasa Yonebayashi, 2017) volgen we bijvoorbeeld een gewoon meisje dat onverhoopt belandt op een heksenschool met een kwaadaardige opperheks. De film is de eerste van studio Ponoc, een studio opgericht toen Studio Ghibli tijdelijk haar producties staakte, en gerund door een groot aantal mensen uit de Ghibli-stal. De look is dan ook als vanouds vertrouwd, en het verhaal blijkt helaas ook uit te blinken in herkenbaarheid en clichés. Destiny: The Tale of Kamakura (Takashi Yamazaki, 2017) gaat inventiever om met de botsing tussen de wereld van mensen en de wereld van monsters. Hoewel de look bij vlagen doet denken aan het werk van Guillermo Del Toro en met name Hellboy: The Golden Army, is het verhaal een stuk creatiever van opzet. We zien heel kleine, alledaagse verhaaltjes over liefde, leven, eten en werken waar de bovennatuurlijke elementen slechts en passant een rol in spelen. Dat alles in een actierijke finale bij elkaar komt valt te verwachten, maar de uitvoering is uitstekend.

Lu over the Wall (2017) van cultregisseur Masaaki Yuasa is nóg energieker en even ontwapenend, waarbij de hyperactieve gestroomlijnde animatie-stijl en het heerlijk kinderlijke titelpersonage je met een vrolijk gevoel de zaal uit doen lopen. Dat is niet het geval voor Violence Voyager (Ujichi, 2017), zonder meer een van de naargeestiger titels op het festival. Een animatiefilm met papieren cutouts die sporadisch bewegen, door de regisseur Genkimation genoemd, waarin een groep tienjarigen ten prooi valt aan een gestoorde wetenschapper. De bakken vol gore met gemangelde kinderlijken, seksueel suggestieve ranzigheden en een gros aan uitwerpselen, bovenop de erg minimalistische animatie, maken het geen makkelijke zit. Dit is zo’n film waar zelfs een David Cronenberg of H.R. Giger zou zeggen dat de ontwerpen misschien iets te seksueel ziekelijk overkomen.


(Of Love and Law)

Seks blijkt een veel terugkerend onderwerp in veel films, met vaak een naargeestige twist en de nodige dosis sociaal engagement. Dat er in de Japanse cultuur soms net iets anders gedacht wordt over bijvoorbeeld LGBTQIA-gerelateerde zaken zien we in Love and Wolbachia (Sayako Ono, 2017), een technisch amateuristische maar hartverscheurende documentaire, waarin een groep genderqueer personen, transvrouwen en cross-dressers op zeer open wijze praten over de problemen waar ze tegenaan lopen. De kwetsbaarheid ontroert. Ook Of Love and Law (Hikaru Toda) gaat in op de harde strijd die LGBT-ers moeten leveren in de vaak traditionele conservatieve Japanse cultuur, maar ook hier blijft de toon enigszins optimistisch. De hoofdpersonen zijn twee advocaten, tevens een homostel, die strijden voor de rechten van andere minderheden in Japan, waaronder een feministische kunstenares die vaginakunst maakt, en een groep kinderen die geen papieren hebben vanwege de inperking van de rechten van gescheiden en alleenstaande moeders.

Seks speelt ook een belangrijke rol in The Hungry Lion (Takaomi Ogata, 2017), een alles behalve optimistisch moralistisch epistel in de stijl van Ruben Ostlund en Michael Haneke, over een tiener die zeer zwaar gepest word nadat het gerucht de school rond gaat dat zij een affaire had met een leraar. De film blijkt aan het eind vrij eenduidig qua boodschap, maar de emotionele impact van de narigheden op het scherm beklijft. River’s Edge (Isao Yukisada, 2018) neemt vergelijkbare thema’s over pesten, seksuele uitbuiting en geweld onder tieners, en gaat er een meer melodramatische en pulpy kant mee op. Als je het geheel niet te serieus neemt is dit een meeslepende en heerlijk groteske film, die in de meer gewelddadige momenten wel iets weg heeft van Brian DePalma’s werk. De boodschappen over het welzijn van Japanse tieners, of het gebrek daaraan, zijn luid en duidelijk. De nieuwe generatie lijkt, volgens de Japanse filmmakers, verdoemd. Dat een groot deel van de makers eind twintig, begin dertig is ontkracht dat sentiment enigszins.

Lees in het tweede gedeelte van het artikel meer over mijn bevindingen rond Nippon Connection, waaronder beschouwingen over moeilijke twintigers, bloemschikkende samurai en de universele boodschappen in Japanse cinema.

Vind ons: