
IFFR postcard #2: Op de grens van fictie
Het International Film Festival Rotterdam is alweer een paar dagen bezig en Cine doet ook dit jaar uitvoerig verslag van het grootste filmfestival van Nederland. We doen dat met Postcards en Close-Ups. In deze postcard aandacht voor films die zich begeven op de grenzen van realiteit en fictie en die de toeschouwer doen gissen naar de echtheid van waar we naar kijken.
De Zweedse kunstenaar en filmmaker Anna Odell vervaagt in haar werk graag die grenzen van de realiteit. In haar nieuwste, X&Y, trekt ze samen met de bekende acteur Mikael Persbrandt in in een studio, waar ze zullen wonen en een poging doen elkaar en zichzelf te leren kennen, al suggereert Odell dat het misschien ook wel allemaal een omslachtige manier is om een seksscène te spelen met Persbrandt. Ongesimuleerd natuurlijk, want hé, alles voor de kunst. Odell nodigt een aantal Scandinavische acteurs uit om alter ego’s van hen te spelen, delen van hun identiteit te representeren. Zo speelt Trine Dyrholm de artistieke, intelligente kant van Persbrandt en Vera Vitali de extraverte en provocatieve kant van Odell. Het hele proces moet culmineren in een film waarvan alleen zij weten wat echt is en wat niet.
Ook in haar vorige film, Återträffen, speelde Odell met feit en fictie. Ze maakte die film naar eigen zeggen nadat ze niet was uitgenodigd voor een schoolreünie. Het eerste deel van de film is een fictieve versie van wat er gebeurd had kunnen zijn als ze wel was uitgenodigd en gegaan en haar vroegere pesters had geconfronteerd. In het tweede deel van de film zoekt ze een voor een haar echte klasgenoten op en confronteert hen met die fictieve eerste helft. Maar in feite is dat een fictie in een fictie, want die ‘echte’ klasgenoten worden ook weer gespeeld door acteurs.
In X&Y speelt nog een realiteitslaag mee: de perceptie van Odell en Persbrandt in de media. Zoals het beeld van Persbrandt als alfaman, terwijl Persbrandt zo graag wil dat mensen ook zijn sensitieve kant zien. Het is een hoop interessant materiaal waar Odell mee vertrekt, maar helaas wil haar film niet echt loskomen van het conceptuele. Hoe enthousiast de acteurs zich ook vastbijten in die alter ego’s, het wordt maar niet echt spannend, omdat we nooit echt twijfelen aan waar we naar kijken.
In Garten van de Duitse experimentele Peter Schreiner is de grens minder zichtbaar. In prachtige zwart-witbeelden zien we een tuin en close-ups van de gezichten van mensen. Wie zijn die mensen? En waarom zijn ze in die tuin? Na de eerste minuten centreert de film zich rond een viertal personages, die herinneringen ophalen, met elkaar in gesprek gaan, terugblikken op hun levens. Maar zijn het wel personages? En kennen ze elkaar? Soms lijkt het van wel, ontwaren we zelfs relaties tussen de personages. Er is een oude vrouw, Julia, en twee oude mannen die op haar verliefd waren. Of toch niet?
Garten is vooral een bewijs van hoe dun de scheidslijn is tussen intrigerend en ergerniswekkend. Aanvankelijk houdt alle vaagheid je geboeid, maar na verloop van tijd begint het te frustreren. Vooral in combinatie met het tergend trage tempo. De film wil ons, denk ik, laten gissen naar wat echt is en wat niet, maar als er geen enkel handvat is, wordt dat al snel een futiele bezigheid. Bij de aftiteling wordt duidelijk wie deze mensen zijn en wie ze in verhouding tot elkaar zijn. Als Schreiner meer aanwijzingen in zijn film had gestopt die daarop wezen, was het waarschijnlijk een interessantere kijkervaring geweest. Nu duren de 135 minuten vrij lang.
In Ilha, van het Braziliaanse filmmakersduo Ary Rosa en Glenda Nicácio, is er geen onduidelijkheid over dat we naar een fictiefilm kijken. Hier gebeurt het stapelen van realiteiten binnen de fictie. De jonge Afro-Braziliaan Emerson en zijn handlanger, die wonen op een geheimzinnig eiland waar nooit iemand wegkomt, ontvoeren de beroemde filmmaker Henrique Santos en dwingen hem met hen een film te maken op het eiland. Henrique moet daar aanvankelijk niets van hebben en wil het liefst zo snel mogelijk weg van dit uitzichtloze eiland en het geweld waarmee hij geconfronteerd wordt. Maar dat is precies wat zijn kidnappers hem verwijten. Henrique maakte ooit eigenzinnige, maatschappelijk relevante films, maar verruilde dat voor mainstream en zij stellen hem voor de vraag: hoe kun je jezelf respecteren als filmmaker als je wegkijkt van de ellende van de realiteit?
Het meest van de drie films gaat Ilha over cinema zelf, en dan specifiek de Braziliaanse cinema. Die is, vooral sinds de Cinema Novo-beweging van de jaren zestig en zeventig, doortrokken van sociaal bewustzijn. Maar de Braziliaanse cinema is de laatste jaren iets van haar agressie en radicaliteit verloren. En nu de tijden weer eens zijn veranderd en in het recent naar rechts gerukte land de marginalisatie van zwarte Brazilianen, vrouwen en homo’s weer volop aan de gang is, is Ilha een commentaar op die ontwikkeling in de samenleving en ook op de wijze waarop cinema daarmee omgaat, of juist niet mee omgaat.
In zijn essay The aesthetics of hunger schreef filmmaker Glauber Rocha, een van de grote namen van de Cinema Novo, dat geweld het instrument van de revolutie is en in dat licht is het handelen van Emerson misschien niet zozeer crimineel als wel revolutionair. Emerson heeft de honger nog die Henrique is verloren en probeert die opnieuw in hem aan te wakkeren. Probeert hem terug te sturen naar een cinema die gaat over ontmoetingen, over radicaliteit en relevantie.