
Doubles Vies
In Doubles Vies vangt een Parijse uitgeverij de klappen op van de doorgeschoten digitalisatie. Bestaat informatie nog wel? Waar ligt de balans tussen verzet en vooruitgang? Tijdens het schrijfproces ontdekte Olivier Assayas dat zijn vraagstukken hun gewenste effecten alleen zouden hebben in de speelse mal van de komedie.
De keuze voor (k)lucht roept al vroeg in de film een prikkelende vraag op: hoe serieus moeten we Doubles Vies nemen? De openingsscène ontpopt zich als een volmaakt experiment. De laconieke uitgever van dienst (Guillaume Canet) discussieert met een onverzorgde modelschrijver (Vincent Macaigne) over de verhouding tussen literatuur en de digitale revolutie. De dialoog tussen de twee ontvouwt zich in een zodanig tempo dat het je gemakkelijk kan gaan duizelen. Waar kijken we naar? Is dit stiekem een banale film voor praatzieke intellectuelen of gaan we richting een subtiele ontmanteling van geijkte stereotypen?
Assayas is zich als ingewijde in de Franse auteurscinema zeker bewust van een aantal heersende vooroordelen richting ‘de’ Franse film. Om te beginnen wordt er in Doubles Vies teveel gepraat (check). Het elitaire ondertoontje van de dialogen ademt cinema voor en door intellect (check). En de interessantste drijfveer voor een komische plot is een intrige; een drie-, of idealiter zelfs vierhoeksverhouding (check). De uitgever en de schrijver nemen hun plaats als stereotypen, en Assayas doet als scenarist ook geen moeite om daarmee af te rekenen.
Het is alsof de film doelbewust het midden zoekt tussen pastiche en reflectie op en van het digitale tijdperk. De gespannen afweging maakt Doubles Vies even intrigerend als frustrerend. Intrigerend, omdat de nonchalance van het rollenspel het scenario fris en losjes houdt. Maar ook frustrerend, omdat Assayas zich in het verleden zoveel kundiger heeft betoond in het samenbrengen van stijl en inhoud. Neem Demonlover (2002), een constant dynamische registratie van de manier(en) waarop onze geglobaliseerde wereld uiteindelijk alles sublimeert. Of zijn meest recente Personal Shopper (2016), waarin een tussenaards proces van rouwverwerking zich op nerveuze wijze vermengt met de interface van Kristen Stewarts mobiele telefoon.
Een briljante zet in de gekozen setting plaatst Doubles Vies nog het best in één lijn met L’heure d’été (2008). In die film verliest de natuur zijn charmes aan de wereldeconomie, omdat de nabestaanden van de mater familias door hun drukke werk geen tijd overhouden voor het onderhoud van een massief landhuis. Met de wetenschap dat het huis verkocht is nemen we tegen het einde afscheid van de idyllische natuur, die onder het gewicht van het verleden verworden is tot een plek van melancholie. De enige hoop (?) is de jongere generatie.
Een grove tien jaar later zoekt Assayas tegen het einde toch weer die natuur op. Van een even groezelig als geordend Parijs beweegt hij zich in de slotakte ineens naar een appartement aan zee, waar de meeste centrale personages samenkomen voor een laatste handvol scènes. Het is bijna onvermijdelijk om de suggestie van een betekenisvol contrast tussen de grauwe stad en het groene goed niet over te nemen. Temeer omdat de regisseur hier de beste schrijver in zichzelf naar boven weet te halen; plots huppelt het kind van Alain en Selena (Canet en Binoche) het terras op. Het is tekenend dat ik op het moment van schrijven niet meer weet of het een zoon of dochter betrof; de marathonwerkers van de moderne wereld hadden tot dat moment in de film slechts één keer naar het bestaan van hun kind gerefereerd.
De zeggingskracht van zo’n subtiel gegeven maakt het extra zonde dat Doubles Vies het door de zelfbewust uitgelijnde plot iets te veel moet hebben van typerende metalaagjes, die Assayas zoals altijd wel inbrengt als knipogen. Er is een omslachtige referentie naar Bergmans Winter Light (1963) en een merkwaardige running gag rond Hanekes Das weiße Band (meer verklappen is zonde). Bovendien speelt Juliette Binoche (de vrouw van de uitgever én de minnaar van de schrijver) net als in Clouds of Sils Maria (2014) een actrice in haar eigen film. Assayas rekt de mogelijkheden die je met zo’n insteek hebt met zichtbaar plezier op. Zo hoort Binoche tegen het einde van Doubles Vies terloops aan dat haar man ‘Juliette Binoche’ overweegt te vragen voor het inspreken van een audioboek.
Het is een metamoment dat naadloos aansluit op de dubbele articulatie die als leidmotief van de film dient: non-fictie wordt tot fictie gemaakt, waarop fictie zich dan weer het beste middel betoont om non-fictie te weerspiegelen. De Engelse titel van Doubles Vies (Non-Fiction of Non Fiction) spreekt boekdelen. Léonard Spiegel, in de film het speelse embleem van de schrijverswereld, kan alleen rondkomen als hij zijn echte leven in romanvorm giet. De waarheid is een marktproduct geworden. Assayas had het eenvoudig bij die eigentijdse gewaarwording kunnen houden, maar aan het einde blijkt de zoektocht naar hoop en menselijkheid toch aan grond te winnen: op de valreep is de (non-)fictie opluchtend onvervalst.