
De Inspirator
Even iets persoonlijks om mee af te trappen (of ‘zal ik het effe inschieten,’ zoals ze bij mij op kantoor altijd zeggen). Het is vreemd om toe te geven, maar De Inspirator kwam gelijk al hard aan. De eerste scènes tonen professionele inspirator Gijs Schippers (Hans Breetveld, die de film ook schreef en regisseerde) aan het werk. Hij is een gladde businessgoeroe die zijn keynote speech aan elkaar lult met gemeenplaatsen over het nut van veranderingen en het vinden van je verborgen potentieel.
Het is de besmettelijke taal van het nieuwe werken die scherpe columniste Japke-d. Bouma in haar geestige en herkenbare teksten analyseert en belachelijk maakt. Gijs heeft ook genoeg jeukwoorden in zijn vocabulaire waar veel kantoorslaven, waaronder bovengetekende, om de haverklap mee dood worden gegooid. Kernovertuigingen die gekanteld moeten worden in een dynamische transitiefase waar er voldoende grassroots support is vanuit een flexibel top down model. Ik lul maar wat, maar het zijn woorden die Gijs met gemak uit zou kramen voor zijn ijverige masterclassdeelnemers.
Maar er kwam nog een verrassende klap. De Inspirator gaat misschien wel over Gijs, maar Bas is er ook nog. Bij het UWV heeft hij het met zijn chagrijnige jobcoach over zijn carrièremogelijkheden. Die zijn als kunsthistoricus niet al te best, vooral als je begeleider Sotheby’s op je CV ziet staan, maar niet weet wat dat is. Oh, en Bas wil ook geen baantje in een callcenter. Dat is toch echt beneden het niveau van iemand die cum laude is afgestudeerd! Dat was ook een pijnlijk moment, omdat ik net als Bas kunstgeschiedenis heb gestudeerd. Alhoewel ik gelukkig nooit een afspraak heb moeten maken met het UWV. Maar dat kwam misschien wel omdat ik bij een callcenter ging werken. Zo zie je maar, er is nog hoop voor kunsthistorici, zolang je je verwachtingen maar bijstelt.
Maar genoeg over mij. Want hoe zit het nou met De Inspirator die ons gelijk al een beeld geeft van hoe het nu is gesteld op kantoor en op de arbeidsmarkt? De film richt zich naast Gijs op mensen die in zijn toxische invloedssfeer vallen. Zo is er Judith, een muizig tutje die volledig in de ban is van Gijs’ succes en bijkomende bullshitpraat. Bas is haar onsuccesvolle vriend die maar geen baantje kan scoren en daarom maar met zijn bro’s gaat hangen. Er zijn wat leuke vondsten om hun relatiedynamiek te tonen. Als enthousiaste vinylverzamelaar vertelt Bas aan Judith dat hij een zeldzame persing van een album van The Who op de kop heeft getikt. Judith kan het geen bal schelen. Ondertussen probeert ze stiekem met Gijs af te spreken.
Sytske van der Ster speelt haar wel aardig: iemand die graag mee wil doen met de hele verandermanagementgolf en daarnaast wel houdt van een succesvol alfamannetje die zijn zaken goed op orde heeft. Haar mantelpakje en Louis Vuitton-tas zijn daar de wat voorspelbare rekwisieten voor. Toch blijft ze vaak steken in de rol van typetje: de door ambitie verblinde maar naïeve carrièrevrouw die vast zit in haar leven. Vergelijk het bijvoorbeeld met het veel sterkere en complexere Toni Erdmann of het recente Juliet, Naked waarin een vergelijkbaar vrouwelijk personage zich bevrijdt van een dominante man. Rose Byrne is in die film op het eerste gezicht ook een brave vrouw, maar zij krijgt geleidelijk meer agentschap. Het helpt ook dat zij haar gedachten in een voice-over kan uiten. Judith krijgt daar de ruimte niet voor. Dat komt ook omdat de tijd gedeeld moet worden met andere, minder interessante personages.
Gijs is natuurlijk de hoofdpersoon. Met zijn baan als influencer en zijn blitse Audi is er schijnbaar geen vuiltje aan de lucht, maar achter de façade van zijn succes is de situatie anders. Het bureau dat hem inhuurt is niet tevreden over zijn prestaties en hij scoort laag in de evaluaties. Sessies met zijn keiharde inspirator lopen ook niet soepel als Gijs het heeft over de moeizame relatie met zijn vrouw en zijn affaire met Judith.
De film geeft ook een inkijkje in Gijs’ familieleven. Hij blijkt als ‘jongen van de straat’ te zijn getrouwd met een rijke vrouw (Mary-Lou van Steenis). Door zijn kouwe kak schoonmoeder wordt Gijs nog steeds gezien als een parvenu. Daarnaast botert het niet tussen hem en zijn zoon die hij door zijn drukke goeroebaantje maar weinig ziet. Door wat komische en minder komische incidenten groeien Gijs en zijn vrouw uit elkaar, maar de film kiest uiteindelijk voor het formule-achtige feelgoodpad van de verzoening voor alle personages.
De Inspirator had veel beter kunnen zijn. De film probeert relevante thema’s die over het moderne werken gaan, aan te pakken en belachelijk te maken. Alleen jammer dat het eindresultaat een vreemde mix is van komedie, satire, drama en slapstick. Een melig deel dat zich afspeelt op een antroposofisch zomerkamp waar Bas en Judith zijn beland, schuurt met serieuzere scènes over een sterfgeval binnen de familie van Gijs. Dat er op het zomerkamp mensen met een verstandelijke beperking dienen als een soort van comic relief is behoorlijk tenenkrommend. De acteurs die ze spelen vallen terug op clichématige trucjes (ja er is een autist) en vieze grappen die blijkbaar leuk moeten zijn. En dan zijn er nog goede acteermomenten van Mary-Lou van Steenis (een sterke grafrede) en Nelleke Zitman (een vileine tirade tegen de internetpatatgeneratie) die wat wegvallen tegenover dit soort teksten: ‘Dan zeg je toch gewoon dat je een burn out hebt?’ ‘Ik probeer je persoontje op de rit te krijgen.’ ‘Het UWV is geen spaarpot!’ en ‘Je bent een open wond en dat is prima!’
Het moet wel gezegd worden dat middelmatige films soms meer zeggen over een tijdperk dan veel meesterwerken. Dat zijn toch vaak de tijdloze uitzonderingen op de regel. De Inspirator kan je vanuit die optiek zien als een dwarsdoorsnede van Nederland anno nu. Bedrijven en de overheid hebben hun geld en vertrouwen ingezet op de holle frasen van mannetjes zoals Gijs die kostenbesparende fusies en gedwongen reorganisaties goedpraten. Dat betekent minder echte banen voor Bas en andere mensen, maar wel meer geestdodend bullshitwerk in het callcenter.
Dit soort sociaaleconomische ontwikkelingen zijn uiteindelijk minder interessant voor Breetveld dan het maken van een soort romcom die gaat over het belang van liefde, zingeving en het nut om er voor elkaar te zijn. Tegeltjeswijsheden dus in plaats van de scherpe komedie die wij eigenlijk nodig hebben om dit soort verandermanagers aan de schandpaal te nagelen. In een tijd van massale burn outs en drommen hoogopgeleiden die maar met moeite aan de bak kunnen komen voelt een hardere satirische film over het huidige mijnenveld in kantoorland meer op zijn plaats.