De dirigent

 

Vrouwen zouden ‘niet kunnen leiden’, krijgt een getalenteerde aspirant-dirigente (Christanne de Bruijn) tijdens haar weg naar erkenning te horen. Het is een van de talloze vooroordelen en schunnige opmerkingen die haar ten deel vallen in De dirigent van Maria Peters (Pietje Bell, Sonny Boy). In het New York van de roaring twenties legde de in Nederland geboren Antonia Brico (1902-1989) de kiem voor een historisch fait accompli: zij werd de eerste vrouwelijke dirigente die de kans kreeg om succesvol een groot symfonieorkest te leiden.

Peters heeft betrekkelijk weinig tijd nodig om Brico’s dappere rol in een muzikale mannenwereld te schetsen. De rijkelijk bevoorrechte concertorganisator Frank Thomsen (Benjamin Wainwright) kijkt vanuit de coulissen neer op zijn in een sociaal-politieke mal gepropte mindere. Wrang genoeg levert het haar wel een plek in het lesprogramma van een gerenommeerde dirigent op. Thomsens oorspronkelijke dedain voor de zelfbewuste dirigente helpt hem niet als hij in een later stadium in de gedoodverfde rol van love interest moet kruipen. Zelfs als de twee de kloof tussen hun water en vuur pogen te dichten, behoudt Wainwrights personage zijn egoïsme, wat pas later tot broodnodige verontschuldigingen leidt. De haast verplichte toenadering tussen de twee geliefden voelt geforceerd en ook wat onlogisch: is De dirigent niet in de eerste plaats een vertelling over  ambitie, waarin Antonia alles opzij wil zetten om haar doel te bereiken? Waarom dan toch die toevlucht tot gebaande ‘romantische’ paden?

En zo is er meer onbalans in het script, dat een betere afweging van speelduur en plotlijnen had verdiend. De 135 minuten zijn ingezet om in de marge verschillende elementen van Antonia’s leven aan te kunnen stippen. De dirigent gaat daarmee niet alleen over muziek en ongelijkheid, maar ook over de liefde en de last van een verhulde familiegeschiedenis. Natuurlijk hangen die keuzes samen met het bronmateriaal, maar voor een film die dramatisch op de oppervlakte blijft werken die laatste twee elementen toch averechts. Een strakker script tegen het decor van een kortere duur was deze nu wat slap meanderende biopic absoluut ten goede gekomen.

Aan een dik aangezette boodschap ontbreekt het De dirigent niet. De intredende credits leggen een duidelijke parallel tussen de situatie toen en de situatie nu, en geven aan dat rigide man-vrouw-verhoudingen in de muziekwereld zeker geen schimmen uit een vervlogen verleden zijn. De film neemt haar plaats in discussies die ontegenzeggelijk gevoerd moeten (blijven) worden, en dat compenseert weer iets voor het aldoor schadelijke gebrek aan subtiliteit. Bijna alle mannen in de film zijn karikaturen; hoe dicht die benadering misschien ook bij de werkelijkheid mag liggen, het drama helpen ze geen moment vooruit. Het absolute lichtpunt is daar de Bruijn (bijrollen in Flikken Maastricht, Moordvrouw), die alle kans krijgt om er te staan en dat ook daadwerkelijk doet. Met meer dan solide acteerwerk draagt ze het gewicht van de langgerekte vertelling op haar schouders. Het is een hoofdrol die aandacht verdient, en het niveau van de film an sich ook moeiteloos overstijgt.

Leuk is de schier opzettelijke verwijzing naar Billy Wilders Some like it hot. ‘We worden allemaal naakt geboren,’ zegt bassist-pianist Robin Jones (Scott Turner Schofield) tegen de tijdelijk tot zijn bandje toegetreden Antonia, ‘de rest is een vermomming.’ Uitspraak en personage resoneren vanuit Wilders wereld, waarin muziek en identiteit door een immer dynamische deur gaan. Musiceren is leven. Iets van die urgentie weet De dirigent daarmee gelukkig nog over te dragen.

Vind ons: