
Woord & Beeld: De poëet geportretteerd
Poëzie en film hebben een sterke verwantschap. Zoals een gedicht met woorden rijmt, kan film dat met beeld, al heeft de introductie van direct geluid cinema wel meer richting proza geduwd. Voor Cine maakte ik al eens een lijstje met films die laten zien hoe poëtisch cinema kan zijn. Biopics over poëten bieden ook de mogelijkheid om de dichtkunst in filmvorm te vertalen, al helpt het natuurlijk als de betreffende dichters een interessant of tragisch leven hebben gehad. Wie door dichtersbiopics struint valt al snel op hoeveel van de geportretteerde dichters bijvoorbeeld jong stierven, niet zelden door de hand aan zichzelf te slaan. En dan zijn er nog de tumultueuze liefdesgeschiedenissen en politieke vervolgingen.
Terence Davies koos voor zijn biopic nu juist een dichter die op papier niet direct filmisch interessant lijkt. De 19e-eeuwse Emily Dickinson, die de laatste pakweg twintig jaar van haar leven een kluizenaarsbestaan leefde in het familiehuis in Massachusetts. Maar Davies maakte van A Quiet Passion (2016) allesbehalve de mistroostige film die je daarbij wellicht zou verwachten. Het is makkelijk om Dickinson neer te zetten als excentriek en mensenvreemd (zo zou ze het liefst met een deur ertussen hebben gecommuniceerd), maar Davies verbindt geen oordeel aan hoe hij haar beschouwt. Daarmee toont hij zich een perfecte match met het werk van Dickinson, wier poëzie observerend is. Maar Davies heeft ook oog voor de scherpe en ironische randjes van Dickinsons observaties. A Quiet Passion is niet zelden ontzettend geestig, ook dankzij de perfecte en subtiele timing van Cynthia Nixon. Hoewel er droeve gebeurtenissen in haar leven waren die waarschijnlijk een rol hebben gehad in die terugtrekkende beweging, laat Davies het vooral haar keuze zijn.
Het leven van de Poolse dichteres Bronisława Wajs werd juist gekenmerkt door een gebrek aan keuzevrijheid. De biopic Papusza (2013), geschreven en geregisseerd door Krzysztof Krauze en Joanna Kos-Krauze, is vernoemd naar haar naam in het Romani en springt heen en weer in de tijd, vaak naar jaren net tussen de wereldoorlogen die de Roma opjoegen. Maar dat zijn niet de enige dwingende gebeurtenissen in het leven van Papusza. Als tiener wordt ze uitgehuwelijkt aan een veel oudere man, in een prachtig slow-motion shot zien we hoe ze wordt klaargemaakt voor dat huwelijk, terwijl een traan over haar wang loopt en ze bidt, ‘lieve God, verzegel mijn baarmoeder.’ Ook zien we haar net na WOII, als ze de schrijver Jerzy Ficowski ontmoet. Hij ontdekt haar talent en maakt haar groot, maar de prijs die ze daarvoor betaalt, is nog groter. De Romagemeenschap beschouwt haar als verrader en Papusza gaat ook zelf geloven dat ze vervloekt is. Het strakke zwart-wit verbindt alle tijdsprongen aan elkaar, bijna suggererend dat er ondanks alles geen vooruitgang is, geen ontsnapping aan de opmerking van de vroedvrouw bij Papusza’s geboorte: ‘Ze zal ons groot geluk of grote schaamte brengen.’
Van een gedwongen huwelijk naar een buitenechtelijke en scandaleuze liefdesaffaire. Total Eclipse (1995) is een kroniek van de relatie tussen de jonge Arthur Rimbaud (Leonardo DiCaprio) en de oudere Paul Verlaine (David Thewlis) in de tweede helft van de 19e eeuw. Het is een tumultueuze en niet zelden destructieve relatie, die jarenlang af en aan aanhoudt en door Holland episodisch in beeld wordt gebracht. Het is een film die enerzijds de romantiek rond deze poètes maudits lijkt te willen afbreken. De twee dichters worden neergezet als zeer onplezierige mensen; Rimbaud is een ploert die weet dat hij met veel wegkomt omdat hij zo knap is en Verlaine mishandelt zijn jonge vrouw. Maar er zijn ook momenten waarop de film even zwelgt in de romantiek, in korte erupties van schoonheid en oprecht gevoel. Wat Holland goed weet te treffen is hoe Rimbaud zijn visie consequent doortrok in zijn leven. Hij vond dat je alleen een visionair dichter kunt zijn als je niet alleen de bestaande conventies van poëzie ontregelt, maar ook jezelf. En Rimbaud was inderdaad even ontwrichtend en destructief in zijn poëzie als in het leven van Verlaine.
Ook in Bright Star (2009) van Jane Campion staat de liefde centraal, maar die zou niet verder verwijderd kunnen zijn van die uit Hollands film. Tegenover de smoezelige bruintinten van Total Eclipse staat een scala aan kleurschakeringen in Bright Star. Tegenover de bedompte, stedelijke ruimtes staan de weidse landschappen van het Engelse platteland. Tegenover de fysicaliteit van de relatie tussen Rimbaud en Verlaine staat de door strikte sociale conventies van begin 19e eeuw voorgeschreven fysieke afstandelijkheid tussen John Keats (Ben Wishaw) en Fanny Brawne (Abbie Cornish), die zich moeten beperken tot smachtende blikken en zwelgen in verlangen terwijl er een muur of deur tussen hen in staat, zoals het werk van Keats ook bolstaat van het smachten en verlangen. Ook de rol van natuur in zijn poëzie vertaalt zich in de film, bijna als een substituut voor de passie die Keats en Brawne niet kunnen en mogen uiten naar elkaar. Campion weet de film, ondanks alle afgedwongen zedigheid, zinnelijk te maken.
Zo weten deze films ook in visuele stijl iets van de kern van de poëzie te vatten van de dichters die ze portretteren. Maar een film die misschien wel beter dan welke ook poëzie maakt van film is Sergei Paradzjanovs visueel overdonderende The Color of Pomegranates (1968), over de 18e-eeuwse Armeense dichter en zanger Sayat-Nova. In een soort tableaux-vivants schetst hij episodes uit het leven van Sayat-Nova, wiens leven leest als een sprookje of mythe. Afkomstig uit een arm weversgezin bracht zijn muziek en poëzie hem naar de zijde van de troon van Heracles II om vervolgens, omdat hij verliefd werd op de dochter van de koning, uit de paleizen te worden verbannen en zijn laatste jaren door te brengen als monnik. Wat precies waar en niet waar is aan die biografie is niet waar Paradzjanov in geïnteresseerd is, zijn film is geen poging te ontmythologiseren. Het is een poging te dichten in beeld, met motieven en rijm in kleur, beweging en compositie.
Nog een film die visueel uitpakt is de Japanse animatiefilm Spring and Chaos (1996) over de dichter Kenji Miyazawa, die pas bekendheid verwierf na zijn dood in 1933, op 37-jarige leeftijd, en tijdens zijn leven onder meer werkte in de landbouw en als onderwijzer op een lagere school. Het gebruik van animatie biedt Shoji Kawamori de mogelijkheid om volledig mee te gaan in de hallucinante en associatieve brainwaves van Miyazawa. Zoals wanneer een zwerm vogels uit een boom opvliegt en Miyazawa probeert hun speelse beweging in dichtvorm te vangen. In beeld zien we de lijnen die ze vliegen zich aftekenen terwijl de boom waaruit ze opvliegen lijkt te exploderen. Later in de film, wanneer zijn gezondheid hem begint parten te spelen, worden die sequenties grimmiger en grilliger. Kawamori laat bewust animatietechnieken over elkaar heen buitelen om te laten zien hoe Miyazawa zijn grip op de wereld en het leven verliest.
Ook Amour fou, Jessica Hausners film over de 19e-eeuwse Duitse poëet Heinrich von Kleist en Lech Majewski’s Wojaczek over de gelijknamige Poolse dichter, vertalen de gemoedstoestand van hun hoofdpersoon naar vorm. Beide dichters kwamen op jonge leeftijd door suïcide om het leven. En beide films lijken zichzelf stilistisch in een houdgreep te houden, daarmee de beklemming van de ervaring van hun hoofdpersonages vangend. Zo zijn in Amour fou (2014) de kleuren weliswaar talrijk en fel, maar wat vooral opvalt zijn de strakke kaders die de personages als een korset lijken in te snoeren. Hausner creëert daarnaast in de compositie van haar shots vaak een soort ongemak tussen personages, vooral tussen Heinrich (Christian Friedel) en Henriette (Birte Schnölink), ‘uitverkoren’ om met hem uit het leven te stappen. Door bijvoorbeeld een opvallend object, zoals een grote bos bloemen, tussen hen in te plaatsen of een deel van het zicht te belemmeren. Op het moment dat Heinrich en Henriette elkaar ontmoeten en de hand schudden, staat zij bijvoorbeeld achter een glazen wand met een houten frame waardoor we haar net niet goed zien en het lijkt of ze gevangen zit en hij haar vanuit de vrijheid de hand reikt.
Ook in Wojaczek (1999) is de camera vrijwel altijd stationair en worden er consequent frames binnen frames gecreëerd. Rafał Wojaczek (Krzysztof Siwczyk) is een man die opgesloten zit in zijn eigen verslavingen en depressies en dat is wat Majewski in elk shot lijkt te benadrukken. Het Polen van de 20e eeuw is in Siwczyks zwart-witfilm grauw en somber en hij sluit Wojaczek geregeld in duisternis in. Zo is er een moment waarop Wojaczek op de deur van een vriend staat te bonzen, gefilmd vanaf onderaan de trap. Alleen het trapportaal waar hij staat, een klein vierkant linksboven in het shot, is verlicht, de rest van het shot is gehuld in duisternis. Het is een prachtige verbeelding van de wijze waarop Woyaczek het leven ervaart, alsof de donkerte hem op de hielen zit.
Ook Howl (2010) poogt vorm en inhoud samen te brengen. De film van Paul Hyett is niet zozeer een biopic over Allen Ginsberg (gespeeld door James Franco) als wel over diens bekendste en beruchtste gedicht Howl en het proces daarover tegen publicist Lawrence Ferlinghetti wegens het verspreiden van obsceniteit. Hyett doet een poging de jachtigheid, rebellie en vooral honger naar vrijheid van het lange, uit drie delen bestaande gedicht te vertalen in een film die zich in vorm en toon niet laat beteugelen. Het is overigens opvallend hoeveel van de geportretteerde poëten werden vervolgd. Zoals ook de Russische absurdist Daniil Kharms in Slucaj Harms. Hij werd in de vroege jaren dertig van de 20e eeuw gearresteerd omdat zijn werk, en vooral zijn gedichten en verhalen voor kinderen, anti-Sovjet zouden zijn. Hij werd daarom in de daaropvolgende jaren vakkundig naar de marges gedrukt. Ook in deze film van Slobodan Pešic zien we de stijl van de dichter vertaald naar vorm. Het is een absurdistische film met soms Kafkaëske trekjes en bizarre taferelen, zoals een als engel uitgedoste figuur die door een raam komt vallen, die zich goed zouden lenen voor een van de ultrakorte gedichtjes waar Kharms om bekend stond.
Of Reinaldo Arenas, geportretteerd in Julian Schnabels Before Night Falls (2000), naar de gelijknamige autobiografie van de Cubaanse dichter en schrijver. Als kind wordt Reinaldo voornamelijk gedwarsboomd door zijn vader. Wanneer die hoort dat Reinaldo gedichten schrijft, hakt hij met een bijl de boom om waarin Reinaldo zijn woorden heeft gekerfd. Reinaldo (als volwassen man gespeeld door Javier Bardem) vertrekt uit dit bitter arme deel van Cuba naar Havana, maar daar brengt zijn homoseksualiteit hem in de problemen. Uiteindelijk ontvlucht hij het communistisch regime en brengt zijn laatste jaren door in New York, waar hij in 1990 overlijdt. Vrijwel al Schnabels films zijn biopics en hij doet altijd pogingen de stijl van de kunstenaars die hij portretteert te vangen. Dat lukt hier vooral in het eerste deel en later in de scènes in de gevangenis, in die stukken waarin hij niet zozeer bezig is met het vertellen van de biografie van Arenas, maar met diens ervaring van de omstandigheden waarin hij terechtkwam. De film krijgt in die sequenties iets van de weelderigheid van Arenas’ werk, waarbij Schnabel opzichtige beeldmetaforen (shots van explosies tijdens Arenas’ eerste orgasme) niet schuwt.
En, ook in Zuid-Amerika, werd de Chileense dichter Pablo Neruda op de hielen gezeten door het regime van Augusto Pinochet. Neruda (2016) van Pablo Larraín gaat vooral over die vervolging en de wijze waarop Neruda daar de strijd mee aanging. Een dictatuur creëert een alternatieve, fictieve realiteit om de burgers in gevangen te houden en die zich nauwelijks laat bestrijden met feiten. De dood van Neruda in 1973 is daar een goed voorbeeld van. De officiële lezing was dat hij overleed aan de gevolgen van kanker, pas in 2017 werd dat ontkracht. Vermoedelijk werd hij omgebracht door het regime van Pinochet, maar daar is nog altijd geen zekerheid over en wellicht komt die er nooit. Wat Larraín Neruda laat doen in zijn film is de strijd aangaan met fictie, via fictie. Wat de film bijna letterlijk verbeeldt is hoe Neruda een soort nieuwe fictie of mythe schept en daar zijn achtervolgers, specifiek een door Gael García Bernal gespeelde rechercheur, naartoe lokt. Die bijt en verdwaalt vervolgens, in het prachtig gefilmde laatste half uur van de film, in die door Neruda geconstrueerde fictie die het voor hem mogelijk maakt aan zijn dood te ontsnappen. Daarmee is Neruda een film die niet alleen in vorm poëtisch is, maar zelfs als biopic de poëzie doet zegevieren over de realiteit.