
Flashback: Wolfen
Politie-inspecteur Dewey Wilson (Finney) staat voor een raadsel wanneer hij de driedubbele moord op vastgoedeigenaar Christopher van der Veer (Max M. Brown), zijn vrouw en hun lijfwacht in het New Yorkse Battery Park moet onderzoeken. Niet alleen verraste de moordenaar de ervaren lijfwacht en de geavanceerde beveiligingsfirma die de Van der Veers bewaakte volkomen, deze gebruikte tevens een wapen dat geen enkel spoor op de verminkte lichamen of plaats delict achterliet. In eerste instantie denkt de politie aan een politiek gemotiveerde aanslag, en verhoren in die richting leveren voorzichtige aanwijzingen op. Vreemd is alleen dat niemand verantwoordelijkheid voor de moorden heeft opgeëist. Toch krijgt Wilson terrorisme-expert Rebecca Neff (Diane Venora) toegewezen om hem in het onderzoek bij te staan.
Wanneer forensisch arts Whittington (Gregory Hines) wolfharen ontdekt in de wonden van een ander slachtoffer, gevonden in de achterstandswijk South Bronx, blijkt dat deze moord verband houdt met die op de Van der Veers. Wilson en zijn collega’s komen op het spoor van een zeer gevaarlijke tegenstander, die overal in de VS slachtoffers maakt.
Regisseur Michael Wadleigh (o.a. Woodstock (1970)) nam Whitley Strieber’s roman The Wolfen (1978) als uitgangspunt voor deze atypische, ecologische thriller. Wolfen is niet zozeer bedoelt als horrorfilm, maar als een kritisch pamflet tegen de verarming van de moderne mens. Deze misbruikt de natuur, laat flora en fauna uitsterven en urbane ghetto’s ontstaan, gevuld met sociale paria’s. Daarnaast zorgt de toenemende afhankelijkheid van technologie voor een disharmonie tussen de mens en zijn natuurlijke omgeving.
Verantwoordelijk voor de aanvallen blijkt een uitzonderlijk intelligente en sterke wolvensoort te zijn, ‘Wolfen’, die al generaties lang in de achterbuurten van de Amerikaanse grote steden leeft. Wolfen maken de drugsverslaafden, zwervers, criminelen, armen en andere gemarginaliseerden die deze ghetto’s bevolken tot hun prooi. Omdat deze mensen praktisch niet worden gemist, bleven de Wolfen jarenlang onder de radar van de autoriteiten. Als een nieuw Van der Veer vastgoedproject hun territorium in de South Bronx bedreigt, doden de Wolfen Christopher van der Veer om dit te voorkomen. Wanneer de bulldozers en bouwvakkers desondanks blijven oprukken, zien de Wolfen zich genoodzaakt in de aanval te gaan om hun jachtterrein en schuilplaats te verdedigen.
Wadleigh maakt in Wolfen uitstekend gebruik van meerdere New Yorkse locaties (Battery Park, Wall Street, South Bronx, Manhattan Bridge, Central Park Zoo), en laat zo de stad figureren als een extra personage. Daarnaast maakt de film de herinrichting van New Yorkse achterstandswijken zoals South Bronx en Harlem, die plaatsvond aan het eind van de twintigste eeuw, tot een belangrijk onderdeel van de plot.
Dit maakt Wolfen, behalve voor liefhebbers van genrecinema, ook interessant voor architecten en planologen, en zorgde zelfs voor een verrassende programmering van de film tijdens een editie van het Architecture Film Festival Rotterdam een aantal jaren geleden. Deze focus op de renovatie van zogenaamde ‘slum area’s’ geeft Wadleigh de gelegenheid om de bedreiging van diersoorten door de toenemende verstedelijking kritisch tegen het licht te houden. Evenals het bestaan van krottenwijken (in New York en daarbuiten), bevolkt door maatschappelijke verstotelingen.
In de persoon van activist Eddie Holt (Edward James Olmos) betrekt Wolfen indiaans mysticisme in het verhaal. De indianen symboliseren als de oorspronkelijke bewoners van het Amerikaanse continent de harmonieuze verbinding met de natuurlijke wereld. Zij staan nog steeds in contact met hun zintuigen, instincten, geesten en totemdieren (zoals de wolf), daar waar de ‘beschaafde’ mens deze primitieve scherpzinnigheid is kwijtgeraakt. Voor de indianen staat de wolf voor het instinctieve en vrijheidszin, maar ook voor gevoelens van wantrouwen en dreiging.
Holt vertelt Wilson dat de Wolfen een oeroude gemeenschap zijn, die generaties in harmonie leefde met de indianenstammen totdat de oprukkende blanken hier een eind aan maakten. De uitroeiing van de Wolfen wordt door een personage zelfs gelijkgesteld aan de genocide op de Noord-Amerikaanse indianen, daarmee de symbiose tussen beide groepen onderstrepend. De Wolfen die de slachting overleefden werden gedwongen tot een verborgen, jagend bestaan in de nieuw ontstane steden. Hoewel ogenschijnlijk primitief, vormen de Wolfen een hechte groep waarin alles draait om overleven en het verdedigen van hun territorium. Zoals een indiaan inspecteur Wilson duidelijk maakt: ‘In their eyes, YOU are the savage (…) They kill to protect, to survive. Man kills for less. But in the end, it’s all for the hunting ground.‘
Cameraman Gerry Fisher verbeeldt het gezichtsvermogen van de Wolfen, dat hen in staat stelt ‘s nachts net zo scherp te zien als overdag, door opvallende thermografische opnamen. Dit vervreemdende effect wordt versterkt door de effectieve score van James Horner, die met dreigende tonen de aanwezigheid van de Wolfen suggereert, en waarin blazers en koperwerk de jachtige bewegingen en waarnemingen van de Wolfen volgen. Zoals bijvoorbeeld tijdens een nachtelijke tocht vanuit hun schuilplaats (een vervallen kerk in de South Bronx) naar het luxueuze, up-town appartement van Rebecca Neff. Op het moment dat de Wolfen haar woning ongemerkt belagen is zij aan het vrijen met haar collega Dewey Wilson, en de vervormde beelden en geluiden waarmee de Wolfen hun liefdesspel waarnemen zijn bijna gênant, vooral omdat een ‘relatie’ tussen Wilson en Neff gratuit overkomt. Maar deze geforceerde love interest is het enige minpunt van Wolfen’s solide verhaal, dat gekenmerkt wordt door prima gedoseerde spanning, raadselachtig mysticisme en een tikkeltje onvervalste horror.
Oude rot Albert Finney zet als politie-inspecteur Dewey Wilson zoals gebruikelijk een sterke, doorleefde vertolking neer; als een man die gaandeweg moet erkennen dat hij te maken heeft met krachten die hij amper kan begrijpen, laat staan beheersen. Zijn ongeloof, cynisme en stoïcijnse houding maken geleidelijk plaats voor ontzag voor zijn wilde, ogenschijnlijk niet te stoppen tegenstanders. Slechts zijn ‘onderwerping’ aan de Wolfen, door duidelijk te maken dat het bouwproject niet door zal gaan, betekent het lijfsbehoud van de burgers van New York.
Tenslotte levert Wolfen aan de hand van een hypermoderne beveiligingsfirma die 24-7 de machtigen der aarde elektronisch bewaakt (Executive Surveillance Systems (ESS)) tevens een vroege waarschuwing tegen de permanente controle door bedrijven en overheden die vandaag de dag gemeengoed is geworden. Latere films zoals Nineteen Eighty–Four (1984), The Net (1995), Enemy of the State (1998), Red Road (2006) en Blackhat (2015) werken ditzelfde gegeven verder uit.
Het bestaan van ESS legt zowel de verdiepende kloof tussen arm en rijk bloot (alleen de maatschappelijke elite wordt bewaakt), als de ineffectiviteit van hun technologie tegenover een bijna bovennatuurlijke tegenstander, gedreven door machtige, primitieve instincten. Zowel de geavanceerde surveillanceapparatuur als de beveiligers van ESS blijken hopeloos ontoereikend tegen de intelligente roofdieren die toeslaan waar en wanneer ze willen, om daarna als geesten weer te verdwijnen.
Hetgeen Wolfen’s punt onderstreept: de moderne mens is, door zich op te sluiten in steden en te omringen met technologie, het instinctieve contact met zichzelf en de natuurlijke wereld kwijtgeraakt. Al onze elektronische ogen staren voortdurend om ons heen, maar zien niets van wat wezenlijk is. Dit maakt ons armer, en houdt tevens een gevaar in. Want wanneer de mens overmoedig tegen de natuurlijke orde van dingen verstoot, zal een reactie van de Natuur niet uitblijven. Deze kan komen in de vorm van rampen en ziekten. Of als een voorwereldlijk dier waartegen geen schuilplaats veiligheid biedt, en voor wie wij slechts hulpeloze prooien zijn.