
Ash is Purest White
Weinig filmmakers zijn zo goed in tijdsprongen als Jia Zhangke. Tijdsprongen als kleine aardschokken, die laten zien hoe een wereld verandert en de mensen daarin meebewegen. Of juist niet. Die wisselwerking tussen een veranderende wereld en individuen die zich daartoe moeten verhouden is een terugkerend thema in het werk van de Chinese filmmaker. Van zijn sociale satire Platform, over de generatie die volwassen werd in het kielzog van de Culture Revolutie, tot zijn semi-fictieve documentaire 24 City, over een fabriek die plaats moet maken voor luxe appartementen.
In de eerste momenten van Ash is Purest White volgt de camera een vrouw, Qiao (Zhao Tao), die zich zelfverzekerd voortbeweegt door een wereld die wordt bevolkt door mannen. We dalen met haar af in een van groen neon doordrenkte kelder waar mahjong gespeeld wordt en waar ze gaat zitten naast een man van wie we meteen voelen dat hij de belangrijkste in deze ruimte is: Bin (Liao Fan). Jia heeft niet veel nodig om in deze onderwereld de verhoudingen te schetsen. De verbondenheid tussen Qiao en Bin wordt uitgetekend in een paar simpele gebaren. In de manier waarop een hand op een schouder rust, een sigaret gedeeld wordt. Ze zijn een power couple, wier macht en overwicht niet voortkomt uit de dreiging van geweld, maar afstraalt van hun schijnbaar onwrikbare kalmte en stabiliteit.

Maar elk evenwicht is wankel. En wat even een film over de misdaadwereld lijkt, over schimmige vastgoeddeals en afrekeningen, slaat al snel een andere richting in. Wanneer Bin op straat wordt aangevallen door een stel opgefokte jonge criminelen die zichzelf willen bewijzen en Qiao met een pistool tussenbeide komt, draait ze de bak in voor illegaal wapenbezit. En dan is er een van die balans verstorende tijdsprongen. Is het vijf jaar later en komt ze buiten in een wereld waarvan de contouren verschoven zijn, en waarin zij plots alleen staat.
Misschien wel tegen beter weten in gaat Qiao op zoek naar de draad die haar uit handen viel op die noodlottige straathoek. Een draad die daar spleet, zo blijkt al snel. Bin is doorgegaan zonder haar, heeft een nieuw leven opgebouwd, wordt haar verteld. Maar ze moet het van hem horen om zelf verder te kunnen. En in haar zoektocht doen de omstandigheden haar terugvallen op overlevingsinstincten die zijn gevormd in haar jaren met Bin en die laten zien dat er ook dingen zijn die nooit veranderen. Zoals dat rijke mannen vreemdgaan en bereid zijn te betalen om hun status niet te verliezen.
Dat de film opent met beelden van een bus (en vooral de gezichten van de mensen in die bus) is tekenend. Zoals vrijwel al het werk van Jia is Ash is Purest White een film over transitie. Over mensen die letterlijk en figuurlijk onderweg zijn in een wereld die constant verandert. Zo nu en dan klinken op de geluidsband doffe dreunen. Als emotionele mokerslagen, maar ook als herinnering aan China als een land in constante constructie. Want die notie is op de achtergrond altijd aanwezig. Zo vaart Qiao over de Yangtze terwijl de laatste hand wordt gelegd aan de Drieklovendam, een immens bouwproject dat eerder het decor vormde voor Jia’s Still Life.

De film kent grofweg dezelfde drietrapssprong door de tijd als Jia Zhangke’s vorige film Mountains May Depart, maar dit keer zonder van perspectief te veranderen. En Zhao Tao, te zien in bijna alle films van Jia, draagt de film met een intrigerende dualiteit. Ze is tegelijk vrouwelijk en kinderlijk, kwetsbaar en onaantastbaar. Haar uiterlijk verandert weliswaar wat in de pakweg twee decennia die de film omspant, maar het is vooral in haar spel dat we de soms minieme, en soms aanzienlijke transformaties zien die Qiao doormaakt, geconfronteerd met die steeds nieuwe werkelijkheden.
En in elk van die nieuwe werkelijkheden komt ze Bin opnieuw tegen. Die ontmoetingen vormen het hart van de film, getekend door herkenning en vervreemding tegelijk. Niet alleen van de ander, maar ook van de zelf. Zoals je het idee kunt hebben dat je niet echt veranderd bent, om dan plots in de blik van iemand die je lange tijd niet zag de reflectie van een vreemde te zien. Zonder dat Jia Zhangke zich in nostalgie wentelt, zijn zijn films doordrenkt van het weemoedig besef dat alles vergankelijk is, onherroepelijk oplost in iets nieuws. Maar ook dat in dat nieuwe altijd sporen achterblijven van wat was. Sporen die zich soms plots weer even openbaren; in de trek van een gezicht, het roerloze van een landschap, de zachtheid van een aanraking.