Apollo 11

Het mag dan vijftig jaar oud zijn, het is ook nu nog een ontzagwekkend beeld: op een voertuig met rupsbanden twee keer zo hoog als een man, kruipt de 96 meter hoge Saturnus V raket door het vlakke landschap van het Kennedy Space Center. Hoewel de tussenliggende decennia ongekende technologische ontwikkelingen hebben gebracht, is de Apollo 11-missie nog altijd iets ongeëvenaard in de schaal en ambitie ervan. En hoewel je van alles kunt vinden van ruimtereizen en het geld dat eraan gespendeerd is, is er een niet te ontkennen magie in dat beeld van de mens op de maan. Een beeld uit dromen.

Todd Douglas Miller stelde Apollo 11 samen uit archiefbeeld, waarvan een deel nooit eerder (in deze vorm) te zien was. Vooral de haarscherpe 70mm beelden die hij tot zijn beschikking kreeg, hebben het effect dat ze de film door de tijd heen naar het nu lijken te halen. Een effect dat Peter Jackson ook bewerkstelligde in They Shall Not Grow Old, waarvoor hij beeldmateriaal uit de Eerste Wereldoorlog digitaal oppoetste en inkleurde. Het geeft een gevoel van directheid, alsof je kijkt naar iets dat op dit moment aan het gebeuren is. Mooi zijn bijvoorbeeld de beelden van de astronauten die in hun pakken worden gehesen. Mannen drentelen rond hen, trekken hier aan een koordje, daar aan een mouw. Het zijn beelden die eerder ook in Al Reinerts For All Mankind zaten, maar toen nog in slechtere kwaliteit en terug gesneden naar een vierkant beeldformaat.

Miller, ook verantwoordelijk voor de montage, presenteert al die soms juist in hun gewoonheid zo spectaculaire beelden chronologisch en zonder veel poespas. Geen interviews, geen context gevende fragmenten (op een paar momenten na waarin de manoeuvres in de ruimte met simpele animaties worden verbeeld). En juist die consequente aanpak versterkt wederom dat gevoel van directheid. Ze plaatsen ons bijna terug in de tijd, of beter gezegd: halen de gebeurtenis naar ons toe.

De keerzijde van deze aanpak is dat er geen ruimte is voor reflectie. Wat dat betreft vormt de film een mooie companion piece met For All Mankind, een documentaire die met de melancholische soundtrack van Brian Eno en de flarden voice-over waarin astronauten van de maanmissies terugkijken op hun reis, juist wel veel reflectie bood. Hier is het vooral de kalmte van de drie Apollo 11-astronauten die indruk maakt. Zoals wanneer Armstrong vlak voor de landing van The Eagle nog wat kraters moet ontwijken of wanneer hij op het onderste treetje staat, secondes voor die kleine grote stap, en rustig en nauwgezet het oppervlakte van de maan beschrijft alsof het de gewoonste zaak van de wereld is.

Naast de schat aan beeldmateriaal, maakt Miller ook dankbaar gebruik van ruim 11.000 uur aan geluidsopnamen die hij ter beschikking kreeg. Van de hoofdcommunicatie tussen de astronauten en Mission Control tot de onderlinge communicatie binnen NASA, zoals bijvoorbeeld het opsommen van de hartslagen van de mannen bij de lancering. Neil Armstrong: 110. Michael Collins: 99. Buzz Aldrin (koele kikker): 88. Ook hier dragen juist de triviale opmerkingen, zoals een simpel goedenacht wensen, bij aan dat gevoel van directheid en nabijheid. Emotionele impact wordt vooral gezocht in de muziek van Matt Morton, die aanzwelt met de stijgende verwachtingsvolheid of juist dempt tot een dreunende hartslag.

De jaren 60 waren ook het decennium van de introductie van kleurentelevisie en de groeiende aanwezigheid van de televisie in woonkamers. De lancering van de Apollo 11 was een groots media-event en ook dat laat de documentaire zien. Prachtig zijn de beelden van de enorme mensenmassa die zich rond het Kennedy Space Center verzamelde om de lancering mee te maken. Slapend in de open lucht of de laadruimte van een auto. In de rij voor koffie en een donut. En kijk ze daar staan, met hun verrekijkers en cat eye-zonnebrillen. De mannen in pak, de vrouwen in bloemenjurken en het haar opgestoken. Het is alsof je naar een blauwdruk van de jaren 60 kijkt.

Apollo 11 is zowel een tijdsdocument als een tijdsmachine. En vooral een prachtige weergave van een missie die rustte op drie paar schouders, die weer steunden op duizenden handen. Van een raket die een toppunt was van inventiviteit en moderne technologie, maar ook gewoon met bouten aaneen werd gehouden. Bouten die vlak voor de lancering nog even extra aangedraaid moesten worden wegens een lek in een waterstofklep. Van een onderneming waarbij bizar veel dingen precies goed moesten gaan. En dat roept, ook vijftig jaar na dato, nog verwondering op. Het soort verwondering dat Steven Spielberg zo briljant ving in de scène in Jurassic Park waarin de hoofdpersonages voor het eerst een levende dinosaurus zien. Het soort verwondering dat je al je scepsis en reserves doet vergeten en in ontzag naar adem doet happen.

Vind ons: